PAUL GEBRUERS|3 juni 2021


Minister Verlinden zet politie op weg naar nieuwe hervorming


Met de lancering van een Staten-Generaal van de Politie is het startschot gegeven van een hervorming van het politiebestel. Volgens minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden staat het huidige model na twintig jaar onder druk. De politie van de toekomst moet over minder dan twee jaar vorm krijgen. ‘We hebben geen nood aan hervorming, maar aan herbronning’, zegt criminoloog Paul Ponsaers.


Minister van Binnenlandse ZakenAnnelies Verlinden (CD&V) heeft vorige week dinsdag (25/5) in het Egmontpaleis in Brussel de Staten-Generaal van de Politie( SEGPOL) gelanceerd. Dat project moet het huidige politiemodel updaten. De laatste politiehervorming, de grootste uit de Belgische geschiedenis, dateert van 2001. Precies twintig jaar geleden werd een geïntegreerde politie opgericht.


De kiem van die hervorming gaat terug tot 13 augustus 1996 met de arrestatie van Marc Dutroux. Niet alleen de gruwel in het huis in Marcinelle kwam pijnlijk aan de oppervlakte. Ook de fouten tijdens het onderzoek naar de verdwenen meisjes, waarbij cruciale informatie niet gedeeld werd. Tijdens de Witte Mars in Brussel op 20 oktober van dat jaar eisten manifestanten een drastische hervorming van politie en justitie. Een parlementaire onderzoekscommissie vroeg hetzelfde, maar kreeg het niet.


Dutroux stak weer een handje toe met zijn kortstondige ontsnapping uit het gerechtsgebouw van Neufchâteau op 23 april 1998. Boswachter Stéphane Michaux, die hem inrekende in Herbeumont, werd een nationale held en in zijn zog kregen diepgaande hervormingen een tweede kans. Die werd ditmaal wél gegrepen: meerderheid en oppositie sloten op 7 december 1998 het Octopusakkoord, als politiek antwoord op de brede roep tot hervorming van politie en gerecht in België.


In ons land woedde al decennia een versmachtende concurrentiestrijd tussen politiediensten. Tot die conclusie kwam ook de eerste parlementaire onderzoekscommissie naar de Bende van Nijvel in 1990. “We kunnen spreken van een echte politieoorlog, veroorzaakt door de rivaliteit tussen de korpsen.” Uit de hoorzittingen van de commissie-Dutroux bleek dat de concurrentie tussen de toenmalige rijkswacht en de gerechtelijke politie niet verdwenen was.


Terreur dwarsboomt succes


De hervorming van de politie groeide uit tot symbool van het Octopusakkoord, veel meer dan die bij justitie. De opdeling tussen de rijkswacht, de gemeentepolitie en de gerechtelijke politie bij de parketten werd opgedoekt. Die drieledige organisatie ruimde op 1 april 2001 plaats voor één korps op twee niveaus: de federale politie en lokale politiezones.


De herstructurering was een succes, zeker in de aanvangsjaren. De nieuwe basisstructuur leidde tot een aanzienlijke verbetering van de informatiedoorstroming. Maar toen kwam de terreur, met de aanslagen in Parijs in november 2015 en in Zaventem en Brussel in maart 2016.


Kritische geluiden over een gebrekkige uitwisseling van informatie staken opnieuw de kop op. Zo uitte het Comité P, dat de politie in ons land controleert, bedenkingen over de manier waarop gegevens over de terreurverdachten door de federale politie doorgespeeld waren aan de diverse lokale diensten.


Dat het huidige model op de schop zit, is ook een gevolg van maatschappelijke en technologische ontwikkelingen. “We hebben de voorbije veertien maanden gezien dat de wereld in zeer korte tijd op erg drastische wijze kan veranderen”, zei minister Verlinden tijdens het lanceermoment. “Zeggen dat ons land niet meer hetzelfde is als twintig jaar geleden is een understatement. De wereld, ons land en de samenleving veranderen. De politiediensten kunnen simpelweg niet achterblijven.” Op het lanceermoment waren naast de politietop ook vertegenwoordigers van de academische wereld en de administratie aanwezig. Bij de 300 genodigden die digitaal aansloten, bevonden zich korpschefs, burgemeesters en andere stakeholders van Belgische veiligheidsdiensten.


Concrete aanbevelingen


Minister Verlinden beschouwt de staten-generaal als “een verbindend en overkoepelend project dat alle strategische initiatieven en projecten van de politie wil samenbrengen”. De bestaande visie- en beleidsdocumenten, relevante studies, evaluaties en rapporten dienen als uitgangspunt.


Het voorzitterschap en de regie van SEGPOL liggen bij de minister en een kerngroep van sleutelpartners. Toonaangevende partners zijn het Coördinatiecomité van de Geïntegreerde Politie (CCGPI) en de Algemene Directie Veiligheid en Preventie van de FOD Binnenlandse Zaken.


Daarnaast zetelen in de kerngroep drie organisaties die volgens Verlinden de voorbije jaren een prominente rol hebben gespeeld in het politielandschap en die de academische wereld en de politie samenbrengen. Het gaat om het Centrum voor Politiestudies, Circle of Police Leadership en het Centre d’études sur la police.


Andere belanghebbenden die mee aan tafel mogen schuiven, zijn de Algemene Inspectie van de federale en lokale politie, de Federale Politieraad, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten(VVSG) en haar Brusselse en Waalse tegenhangers Brulocalis en Union des Villes et Communes de Wallonie, Comité P en belangenorganisaties zoals de politievakbonden. Verlinden gaat ook na welke rol minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open Vld) wil spelen in de staten-generaal.


Van de partners wordt verwacht dat ze de komende maanden rondetafelgesprekken, seminaries, studiedagen en workshops organiseren om belangrijke beleidsthema’s en uitdagingen in kaart te brengen. Finaal moet dat uitmonden in concrete beleidsaanbevelingen.


Een tussentijdse briefing over het groeipad is gepland voor begin 2022. Het slotevenement staat op de agenda voor eind volgend jaar, of uiterlijk tijdens de eerste maanden van 2023. Over minder dan twee jaar moet de politie van de toekomst een concrete invulling krijgen voor de volgende twee decennia.


Boter bij de vis


Meer diversiteit bij de politiediensten en de relatie met de bevolking, in het bijzonder met jongeren, zijn items die zeker aan bod zullen komen. Andere agendapunten zijn burgerparticipatie en de zogenaamde new way of protesting. Bij die nieuwe manier van actievoeren spelen sociale media een controversiële rol.


Ook thema’s die al heel lang aanslepen, komen op tafel. Zoals de financiering van de lokale politie, de optimale schaalgrootte en de invulling van gespecialiseerde steun door de federale politie.


Commissaris-generaal van de federale politie Marc De Mesmaeker kondigde bij zijn aantreden op 15 juni 2018 aan dat er onder zijn bewind geen nieuwe herstructurering zou komen. “We moeten niet hervormen om te hervormen”, herhaalde hij na afloop van het startevenement. “De structuren staan op poten en die zijn goed. We kunnen wel nakijken wat anders en beter kan.”


De Mesmaeker noemde de financiering een van de speerpunten van SEGPOL. “Geen armada zonder boter bij de vis”, stelde hij. “De overheid mag niet met de ene hand wegnemen wat met de andere hand gegeven is.”


Eenzelfde geluid was te horen bij de Vaste Commissie van de Lokale Politie. “Niet veranderen om te veranderen”, zei Nicholas Paelinck. Wel moet de politieorganisatie volgens de voorzitter meer wendbaar zijn en moet gestreefd worden naar een dynamischer evenwicht. Ook Paelinck verwees naar de financiële middelen van de politiediensten. “De overheid schoot de afgelopen twintig jaar schromelijk tekort. We hopen dat het nieuwe initiatief zal leiden tot een kwalitatief statuut, een attractieve werkgever en een performante benadering van ons veiligheidsbeleid.”


Model onder druk


Vanzelfsprekend wordt ook het federale parlement bij het dossier betrokken. Over twee belangrijke thema’s wordt al zeker gedebatteerd in de commissie Binnenlandse Zaken: het statuut van de politie en de opleiding. Yngvild Ingels stelde op 17 maart in de Kamercommissie voor Binnenlandse Aken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken vragen over de nakende politiehervorming aan minister Verlinden. “Uit ervaring blijkt dat de vraag naar evaluaties vaak terechtkomt bij mensen die aan de knoppen van de hervorming zaten en die pleiten voor de eigen organisatie. Er moeten voldoende externe stemmen aan bod komen”, stelde het Kamerlid.


“Het is geen geheim dat het huidige politiemodel na twintig jaar onder druk staat”, antwoordde de minister. “Het einddoel is om te komen tot een meer aantrekkelijke en betere politie voor alle belanghebbenden. Op basis van een nieuwe aanpak en visie.” Verlinden verduidelijkte waarom ze naar de formule van een staten-generaal greep. “Dat concept is al eeuwenoud en dateert volgens mij ongeveer van de periode van de Bourgondiërs, toen alle standen bij elkaar werden gebracht om de voornaamste maatschappelijke thema’s te bespreken. In dit geval zal de staten-generaal die traditie koppelen aan vernieuwing voor de toekomst.”


Ingels pleitte ervoor om de interactie met de burger te verzekeren. Verlinden had eerder zelf te kennen gegeven dat de mening van het publiek niet over het hoofd mag worden gezien. “Het betrekken van de bevolking wordt bekeken met de Algemene Directie Veiligheid en Preventie, die al actief is op het vlak van burgerparticipatie”, stelde de minister.


Financiering lokale zones


De hoorzittingen over de financiering van de lokale politie kunnen aan de staten-generaal gekoppeld worden. Met de vakorganisaties lopen onderhandelingen over een nieuw sectoraal akkoord voor het geldelijke statuut binnen de politiediensten. ACV Politie verwijst naar de beleidsverklaring van Verlinden over “het herstel en de versterking van de aantrekkelijkheid van alle veiligheidsberoepen”. De vakbond hoopt dat daar een structurele loonsverhoging aan vastzit. Die bleef de voorbije twee decennia achterwege.


Zowel de federale als de lokale politie vraagt om extra budgettaire middelen, onder meer om de onderbezetting aan te pakken. Emeritus professor criminologie Paul Ponsaers plaatste in een recent interview met Apache  kanttekeningen bij dat vermeende personeelstekort. De federale politie is volgens Ponsaers de voorbije periode onderbedeeld geweest, maar de lokale politie heeft weinig reden om aan de klaagmuur te gaan staan.


Volgens de wet op de geïntegreerde politie ontvangen lokale zones zowel een federale toelage als een gemeentelijke dotatie. De gemeenten nemen met 61% de grootste lasten op zich. De federale overheid financiert 34% van de uitgaven van de politiezones. In de 185 lokale zones in ons land werken 35.100 politiemensen. De federale politie telt 13.500 personeelsleden.


Repressie haalt het van preventie


Professor Ponsaers ziet geen concrete aanleiding voor een nieuwe politiehervorming en al evenmin een noodzaak. “Waarom nu over een hervorming praten als we een ingrijpende herstructurering hebben gekend, het mag dan al twintig jaar geleden zijn. We moeten ervoor zorgen dat die hervorming wordt doorgezet, maar dat gebeurt niet.”


“Structureel zijn er zaken veranderd, maar essentieel is dat we nog altijd een dominante lokale politie hebben. De officiële visie luidt dat we een community politie nastreven. Dat klinkt sloganesk, maar het is wel een heel belangrijk gegeven.” Volgens de criminoloog zijn we ondanks de herstructurering steeds verder afgedreven van een gemeenschapsgerichte politiezorg vanuit het concept van community policing. “We hebben geen nood aan hervorming, maar aan herbronning.”


“Ondanks veel verbeteringen krijgen we terzelfdertijd meer robocops, een hardere politie en een versterkt geloof in het feit dat de politie problemen kan oplossen. De politie zegt zelf dat oplossingen alleen mogelijk zijn door samenspraak met anderen. We zitten opgescheept met maatschappelijke tendensen die de tand des tijds niet doorstaan.”


“Neem de oorlog tegen de drugsmaffia. Alleen al het idee van een strijd tegen de drugs in het Antwerpse: dat is pure oorlogstaal. Terwijl het vooral een medisch probleem is waarbij de politie en partners zoals afkickcentra en scholen zouden moeten samenwerken. In plaats van een preventief netwerk uit te bouwen gaat alle aandacht naar repressie. Dat ze de grote jongens willen pakken, is logisch. Maar dat is slechts een deeltje van het verhaal.”


Gelijkwaardige zorg voor iedereen


Aan de jongste politiehervorming gingen vijf turbulente jaren vooraf. “Voor een hervorming zal ook nu meer nodig zijn dan een staten-generaal”, zegt Ponsaers. “Ik geloof niet dat je daarmee fenomenen als brutaal politiegeweld kan veranderen. Minister Verlinden zegt dat ze enerzijds over te weinig mensen beschikt voor interne doorstroming en dat ze anderzijds naar een betere politie streeft. Dat klinkt een beetje contradictorisch. Meer kwaliteit bereik je alleen met een strengere selectie en een betere opleiding.”


De financiële verzuchtingen van de politie wuift Ponsaers weg. “Er stelt zich geen probleem van middelen, maar van de verdeling. De lokale politie wordt voor het grootste deel gefinancierd door gemeentelijke fondsen en slechts een fractie vanuit de federale kas. Daardoor verloopt de sturing niet van bovenaf maar van onderuit.”


De federale middelen voor de lokale zones zijn gebonden aan een minimale norm, met een bepaald aantal politiemensen in de diverse functies. Dat laat toe om zowel de recherchediensten als de wijkwerking voldoende te bemannen. “De middelen zouden beter gespreid worden naargelang de behoefte, de noodwendigheid en vooral het inzicht over welk soort politie we eigenlijk willen”, stelt Ponsaers.


“De minimale norm is jaren geleden berekend, op basis van totaal voorbijgestreefde criteria. Daardoor groeide een onevenwicht tussen grootsteden en kleinere gemeenten. We moeten het verdelingssysteem voor de lokale politie opnieuw finetunen. Iedereen is het daarover eens, maar niemand durft de nek uit te steken.” Ponsaers pleit voor een terugkeer naar de bron. “Wat zijn de vereisten om het systeem opnieuw goed te laten draaien?”


Politiediensten zijn niet happig op hervormingen. “Het gros van de korpschefs is geen voorstander van veranderingen. Maar ook voor hen is duidelijk dat het op veel vlakken fout gelopen is. We hoeven niet vanaf nul te herbeginnen. Ons bestel is goed, als de afspraken tenminste uitgevoerd worden. Het achterliggende idee van de minimale norm is om te komen tot een gelijkwaardige politiezorg voor iedereen, vergelijkbaar met onze gezondheidszorg.”