TOM COCHEZ | 10 mei 2021
De remedie tegen politiegeweld is al decennia bekend, maar al even lang gebeurt met die kennis weinig of niets. De bolster van een machtig staatsapparaat kraken, blijkt geen evidentie. Professor criminologie Paul Ponsaers maakt een analyse die naar de kern van het probleem gaat. ‘De politie plooit zich niet naar het beleid, ze maakt het beleid.’
Excessief politiegeweld komt ook in België steeds vaker onder de aandacht. Met de regelmaat van de klok zijn er meldingen van incidenten waarbij burgers slachtoffer zijn van machtsmisbruik door de politie. Het probleem op zich is niet nieuw, maar beelden, vaak gemaakt met smartphones van omstaanders, brengen het vandaag wel brutaal de huiskamer binnen.
Keer op keer choqueren de beelden. De wetenschap dat agenten volgens het eerste artikel van de wet op het politieambt geacht worden de rechten en vrijheden van burgers niet alleen te waarborgen maar ook actief te ondersteunen, maakt de filmpjes alleen maar schokkender.
Een dag na de feiten lezen we telkens opnieuw dezelfde analyses: het verhaal van de rotte appels die de boel verzieken, de aanwezigheid van extreemrechtse sujetten, het welig tierend racisme, de heersende zwijgcultuur … Die analyses gaan dan hand in hand met de mededeling dat het overgrote deel van de agenten hun job wél goed doen.
Niemand die dat in twijfel trekt, maar hoe komt het dan dat een minderheid steeds nadrukkelijker het beeld van de meerderheid bepaalt? Waarom geraken we het stadium van de analyse niet voorbij? Of samengevat: waarom doen we weinig of niets aan politiegeweld?
Kannibaal
Emeritus professor criminologie Paul Ponsaers kent de politiediensten van binnen en van buiten. Hij plaatst het probleem van de rekrutering en de opleiding in het bredere plaatje van een in zichzelf gekeerd staatsapparaat, dat zich terdege bewust is van haar macht.
Paul Ponsaers: ‘De politie is chronisch op zoek naar nieuwe personeel. Dat heeft een effect op de selectie: de druk om mensen toe te laten is groot’
“Alles begint bij de rekrutering. De politie is chronisch op zoek naar nieuwe personeel. Dat heeft een effect op de selectie: de druk om mensen toe te laten is groot. De criteria worden soepel gehanteerd en er is nauwelijks sprake van screening van de achtergrond van kandidaten.”
Daar komt bij dat het examen na de opleiding weinig voorstelt. “Het is een aanfluiting van wat het zou moeten zijn. Aspiranten worden al tijdens hun opleiding betaald door het korps. Gooit men dan dat geld over de balk door iemand te buizen? Op een moment dat er te weinig manschappen zouden zijn?”
Kandidaten weren bij de selectie en na de opleiding staat haaks op het narratief van de chronische onderbezetting. “De lokale korpschefs schreeuwen de onderbezetting van de daken. Nochtans, als we het aantal politieagenten per 100.000 inwoners vergelijken met andere landen, dan zit België zowat in de middenmoot.”
“Het beeld bestaat dat we meer personeel nodig hebben terwijl de voorbije jaren net veel klassieke politietaken werden afgestoten. Denk aan de privébewakingsdiensten of de gemeenschapswachten. Het klinkt hard, maar de waarheid is dat de politie een soort kannibaal is geworden die steeds meer middelen opeet. De federale politie is de voorbije periode onderbedeeld geweest, maar voor de lokale politie gaat die redenering duidelijk wel op.”
Politie te paard
In veel andere landen werden de politieopleidingen de voorbije tien jaar drastisch hervormd. Vooral mensen toelaten met klassieke diploma’s was een belangrijke stap. De politieschool is er niet langer de enige leverancier van agenten. “Denk bijvoorbeeld aan een boekhouder die voor de fiscale cel van de politie gaat werken. Dat is kennis die onze diensten zeer goed kunnen gebruiken. Een diploma, of het nu een bachelor- of een masterdiploma is, garandeert bovendien een bepaald niveau.”
‘In veel andere landen is er meer interactie tussen politie en civiele samenleving en dat zorgt voor frisse ideeën en nieuwe inzichten’
Ook het omgekeerde is in die landen mogelijk: een politieman die zijn carrière bij de politie stopt om elders aan de slag te gaan. In België lijkt er maar één weg. “Door de beperkte ingang via de politieopleiding ontstaat een soort fuik. Eens binnen geraak je er nog moeilijk uit. Dat maakt het ook moeilijk om mensen die zich misdragen gewoon op straat te zetten. De gevolgen zijn immers groot. In andere landen is er veel meer interactie met de civiele samenleving. Dat zorgt voor frisse ideeën en nieuwe inzichten.”
De zogenaamde voortgezette opleiding of bijscholing is in hetzelfde bedje ziek. “Een voorbeeld: een korps koopt twee drugshonden aan. Daarvoor zijn hondenbegeleiders nodig, maar die ontbreken. Wat gebeurt er dan? Bij de politieschool worden twee opleidingen hondenbegeleider besteld. Die moeten snel geleverd worden want de vraag is acuut. Die opleidingen worden gegeven door politiemensen en magistraten. Dat zijn mensen die hun job kennen, maar ze praten niet meteen over pakweg nieuwe vormen van jeugdcultuur. Mensen worden zeer eenzijdig opgeleid. Men bevestigt elkaar doorlopend. Er is te weinig diversiteit in alle betekenissen van het woord.”
Dat leidt tot situaties waarbij politie te paard tussenkomt in het Ter Kamerenbos. “Wie komt er nu nog op het idee om paarden in te zetten bij massatoezicht? Inderdaad, je hebt overzicht op de situatie. Maar het blijft de cavalerie van de Rijkswacht uit de vorige eeuw. Moet dat vandaag echt nog? Zijn er geen alternatieven? Dat soort beschouwingen blijft afwezig. De interne ideeën zijn vastgeroest.”
Gesloten rangen
Er met de grove borstel doorgaan, is volgens Paul Ponsaers geen evidentie. “De politie weegt zwaar op de politieke besluitvorming in België. Dat er verbindingsofficieren op de kabinetten zitten, is daar een uiting van. De zaken worden door een heel praktische bril bekeken. Alles wordt in normen en kaders gegoten. Het zijn de technici die sturen. Men vergeet daarbij de cruciale vraag te stellen: welke politie willen we eigenlijk?”
‘Tegen de belangen van de politie ingaan is moeilijk, want als het de volgende dag ergens uit de hand loopt, heb je ze nodig’
Wettelijk staat de politie onder het bevel van de overheid, maar die geeft het heft uit handen. “Soms vraag ik me gemeend af wie precies wie stuurt. Veel burgemeesters die een brief krijgen waar het woord ‘veiligheid’ in staat, lezen die niet eens en sturen hem meteen door naar hun korpschef. Een concreet voorbeeld? Hoe organiseren we betogingen, met wie praten we? Intussen hebben we gelukkig begrepen dat zoiets onderhandelingen vergt. Maar wie voert die onderhandelingen? Er zijn uitzonderingen, maar doorgaans is dat de politie, niet de burgemeester, terwijl die toch bevoegd is.”
Zo kleurt de politie en niet de politieke wereld het veiligheidsbeleid. In de praktische afhandeling toont zich dan de harde bolster, de gesloten politiewereld waar weinig frisse ideeën binnenwaaien en de rangen gesloten blijven.
“Ook de werking van het Comité P draagt daartoe bij. Comité P doet onderzoek als er klachten over de politie zijn. Veel klachten zijn niet eens ontvankelijk omdat bij de afweging in belangrijke mate rekening wordt gehouden met de vraag of er bewijs is. Als je geen medisch attest hebt, is een klacht vaak al onontvankelijk. Komt er toch een onderzoek, dan wordt dat verwezen naar interne diensten. Daar zitten de ogen en oren van de korpschef. Het eigen personeel onderzoeken is niet evident.”
“Bovendien is het de korpschef die eventueel moet doorverwijzen. Pas dan kijkt het Comité P of verdere stappen nodig zijn. In uiterst zeldzame gevallen doet het Comité P ambtshalve onderzoek, uit eigen beweging dus, maar een sterk ontradende werking heeft die dienst allesbehalve.”
Macht
De politieke wereld staat vrij machteloos tegen die situatie. “Vergeet niet dat een minister van Binnenlandse Zaken, los van de politieke kleur, overgeleverd is aan de politie om zijn of haar beleid uit te voeren. Tegen de belangen van de politie ingaan is moeilijk, want als het de volgende dag ergens uit de hand loopt, heb je ze nodig. Dat hypothekeert hervormingen die de politie niet graag ziet. De diensten zijn zich zeer goed bewust van hun macht. Hun macht is ook reëel.”
‘Welke politie willen we als maatschappij? Die vraag zou opnieuw centraal moeten staan’
Een deel van de oplossing zou erin kunnen bestaan om een burger te benoemen als commissaris-generaal van de politie. “Nu is er een hiërarchie die de facto militair werkt, maar geen enkele wet voorziet dat die cruciale positie door een agent moet worden ingevuld. Een wijziging aan de top kan een domino-effect hebben en helpen om de gesloten organisatie open te breken.”
Een ander mogelijk pad loopt via het parlement. “Canada toont hoe het kan. Door bemoeienissen van parlementairen die rapporten lazen, de technische kennis hebben en zich echt verdiepten in de problematiek, kwam er veel in beweging. Dat leidde tot parlementaire onderzoekscommissies die belangrijke pijnpunten blootlegden.”
“Sinds de politiehervorming twintig jaar terug is er in België – op de commissie aanslagen na – geen enkele parlementaire commissie meer geweest rond dat thema. In de periode voor de politiehervorming hadden we de ene na de andere. Dat zegt iets.”
“Binnen de politie zijn er mensen die de problemen zien en die zaken ook echt willen veranderen. Intern is er discussie, maar in zekere zin is dat symptomatisch voor het echte probleem: we hebben geen intern debat nodig maar een maatschappelijk debat. Welke politie willen we als maatschappij? Die vraag zou opnieuw centraal moeten staan.”